Nieuwstraat 36
In de zeventiende eeuw komt er in Liempde naast de landbouw en de veeteelt een nieuw ambacht op: de klompenmakerij. Het hout hiervoor is afkomstig van de vele eiken en populieren die op de vruchtbare oevers van de Dommel staan. Rijk worden de klompenmakers echter niet, de prijs per paar bedraagt in de zeventiende eeuw vier à vijf stuivers en aan het einde van de negentiende eeuw vijf stuivers en acht duiten. De gouden jaren voor de klompenmakerij liggen tussen 1850 en 1920. In 1867 worden er vanuit Liempde 150.000 paar klompen geëxporteerd. Rond 1880 slaat de zogenaamde Hezikse rot toe. Aangetaste bomen zijn alleen nog maar te gebruiken als timmer- en brandhout. Alle zieke bomen worden gekapt. Daardoor ontstaat er een groot gebrek aan bomen. De prijs voor een paar klompen stijgt aanzienlijk.
Na de Eerste Wereldoorlog daalt het aantal klompenmakers. Wanneer in 1930 in Liempde de eerste boor- en schuurmachines geplaatst worden, sterft het ouderwetse handwerk langzaam uit. Vele klompenmakers gaan failliet.
- Boerderijbeschrijvingen. Stichting KèK Liemt, 1998.
- Liempde waar de tijd heeft stil gestaan. Pater Wiro Heesters, 1987.